fictie - non fictie
Verhalen
Het bakhuisje
Ik daalde de ladder af, draaide mijn haar in een knotje, schoof in mijn zakkige overall, keek nog snel even om naar de nok van het oude bakhuisje en trok de deur achter me dicht. Het was eind oktober, de Valken balanceerden op houten klossen, hun rompen geschraagd door stalen
Branden als een verlaten vuur
‘Hé, visserman!’ Ik liet de afwas in het teiltje, droogde mijn handen, deed mijn schort af en liep zo snel als mijn stramme benen het toelieten door het atelier naar buiten, waar de wind mijn schaarse haren greep. Aan de steiger voor het huis lag ons sloepje te schommelen. ‘Wat
Brief aan mijn rechter
Waarde rechter, Hemelsbreed zijn u en ik slechts een paar honderd meter van elkaar gescheiden. In gedachten ben ik nog dichterbij en ook in levenden lijve zal het me weinig moeite kosten de afstand tussen ons te slechten. Ontsnappen uit de aftandse gevangenis in ons provinciestadje is nauwelijks een uitdaging.
Midnight cowboy
Je bent niet het gezicht dat in de oude kroegspiegel kijkt, het stiekeme gelaat dat schemert achter je uitdagende mond, je grote wapperende ogen, je klaterende lach. De halfbloed Marron met zijn weke, bestoppelde wangen bleef in Schiedam achter. Hier ben je prinses Paramaribo, eeuwig jong onder je hoge pruik,
Omertà
Voor de zoveelste keer stond John op van de bank om het gordijn een stukje opzij te schuiven. Nog steeds niets. Ja, de Audi stond op de oprit. Ondanks alles genoot hij van de aanblik van zijn auto in het lantaarnlicht, de zilveren raamomlijsting, de grote wielen, de smalle achterlichten.
Dragonfly
Toen John haar voor het eerst kuste, in die geïmproviseerde slaapzaal na dat brallerige feestje, had ze zich afgevraagd wat ze met zo’n zonderling aan moest, maar hij zoende mannelijk en hij was raadselachtig en hij huurde een huisje van drie keer niks waar hij toch gelukkig was en hij
De naam van de bange vrouw
Op het talud hoort ze insecten zoemen. Bladeren glinsteren als zilverpapier in het haar van een meisje. Rails buigen een bocht in een roerloze ladder. Alles heeft ze weggedaan. Behalve de kleren die ze aan heeft. Een spijkerbroek, die nu weer past om haar verdwenen buik. Een losse trui er
L’ art pour l’ art
In haar witte badjas stapt Heleen over de drempel van de gîte, haar blik vol verwijt: ‘Thom, waarom ben je nog niet uitgekleed?’ Staand achter het aanrecht ruk ik mijn broek van mijn kont. ‘Niet meer naar Alencon dus,’ zeg ik als ik mijn badjas omgord. Heleen knikt. ‘Dit is
Het rubberen meisje
Bij de parkeerplaatsen naast de boerderij namen we tegelijk afscheid, Mascha van haar ouders en ik van Saskia. Hoewel haar vader en moeder nog vlakbij waren, draaide ze de Mercedes snel haar rug toe. Ik liet mijn arm zakken en keek naar haar. Een jaar of vijftien. Geen make-up. Blond