Van regeringswege geëxcuseerd

De bank afficheerde zich in een voorfilmpje als de bank voor mensen die anders naar de wereld kijken, zonder dat te definiëren. Maar de mensen die er bankieren weten precies wat daarmee wordt bedoeld. Zij kijken bevoorrecht naar de wereld. Het is een bank voor welgestelden, voor vermogenden.

Het was vorige maand de vierde keer dat ik een IDFA-dag bij deze bank mocht meemaken. Zonder de uitnodiging van mijn gezelschap was ik op mijn afgedragen bootschoenen waarschijnlijk niet binnengekomen, maar misschien ook wel want mijn huidskleur klopte met de rest van het publiek en mijn verdwijnende haardos eveneens.

Het statige bankgebouw aan de gracht was omgeturnd tot een Grand Café. Tientallen studenten waren door een cateringbedrijf ingehuurd om ons in het atrium, tussen het bezoeken van de documentaires door, te verwelkomen met voortreffelijke koffie, patisserie en later op de dag met soep, luxe broodjes, wijn en bitterballen.

Een bankier met een marketingrol, zoals hij het zelf formuleerde, bood spontaan aan om mij en mijn gezelschap de hall of fame en de vergaderkamer te laten zien. Beide waren eigenlijk niet voor het publiek geopend. De vergaderkamer was dan ook ingenomen door het cateringbedrijf dat tussen de gepatineerde tafel en de van schilderijen druipende muren vele draadcontainers met voedselbakken had neergezet. Een Surinaamse jongen zat er in het uniform van de catering snel even een broodje weg te werken.

In de lange hal hingen foto’s, plakkaten en schilderingen van de vele rechtsvoorgangers van de bank aan de muur. De geschiedenis ging honderdvijftig jaar terug. Opvallend, want ik wist dat de bank al in de gouden eeuw was opgericht, mede om slavenplantages te financieren. Uiteindelijk werd de bank na faillissementen zelf slavenhouder. Maar die hele periode was gemakshalve buiten beschouwing gelaten.

Ik was op dat moment halverwege in De ondergrondse spoorweg, het boek van de Amerikaanse schrijver met Afro-Afrikaanse roots Colson Whitehead. Hij publiceerde dit boek al in 2016, toen Obama nog president van de VS was. Het is een klap-in-je-gezicht-boek. Hoezo show don’t tell? Whitehead doet daar niet aan. Zonder enig mededogen met de moreel medeplichtige witte lezer beschrijft hij gedetailleerd de onvoorstelbare wreedheden van slavenhouders en slavenjagers. Verkrachting, verminking en vernedering worden je genadeloos door de strot geduwd.

Nee, dan de prettige aanpak van de bank. Wie er niets van wilde weten, kon zijn inmiddels van regeringswege officieel geëxcuseerde ogen eenvoudig sluiten voor het slavernijverleden van de oprichters. We moesten er immers niet aan denken dat de geroosterde bagel met gerookte zalm of de zachte aardappel-currysoep ons zwaar op de maag zouden liggen als we in de bioscoopstoel zaten uit te buiken.