Boeddha

Ooit was ik journalist en wilde ik een boeddha worden. Na jaren van studie kwam ik op mijn 59ste bedroefd tot de conclusie dat het boeddhisme meer verlichting belooft dan het waarmaakt. Slechts één persoon is het volgens de overlevering gelukt de verlichte staat te bereiken en die (Gautama) was nog autodidact ook.

Omdat ik toch wat anders wilde met mijn leven, greep ik terug op een oudere ambitie. Schrijver. Omwegen langs het achtvoudige pad en de drie edele waarheden liet ik ditmaal achterwege. In dit vak bestuderen autodidacten andere schrijvers. Ze beoefenen het leerzame principe van trial and error. Desnoods tikken ze lief de Bijbel over om de literaire God gunstig te stemmen.

Als er al een voorzichtige gedachte opkwam om eens naar een schrijversschool te kijken, werd die snel de kop ingedrukt door wat gearriveerde publicisten daarover te zeggen hadden. Studenten worden in dezelfde mal gedrukt. Echt schrijverschap kan nooit op school worden geleerd; zaten mensen als Haase, Enquist of Wolkers ooit in een schrijversschoolbankje?

Dus persisteerde ik. Vol goede hoop liet ik na verloop van tijd mijn bij elkaar geploeterde roman lezen door een gerenommeerde, literaire uitgever. Helaas. Kern van haar verdict was dat ‘elke schrijver een goede redacteur naast zich verdient, maar dat wij die u op dit moment niet kunnen bieden’.

Zijn schrijvers toch minder autodidact dan het lijkt? Hebben ze redacteuren nodig? En wat doen die dan? Broedend op dit soort vragen stuitte ik op het boek Beginners van Raymond Carver, waarin behalve zijn oorspronkelijke verhalen het door zijn redacteur bewerkte (veel beknoptere) eindresultaat is opgenomen. Van Stephen King, door mij zeer bewonderd, las ik On Writing. Ook hij had het vak moeten leren, zo gaf hij ruiterlijk toe. Een behulpzame (hoofd)redacteur schrapte zijn bijvoeglijke naamwoorden, leerde hem zinnen om te bouwen, daagde hem uit dialogen puntiger te maken, etcetera.

Langzaam rijpte de gedachte dat ik zo’n schrijversschool moest overwegen. Maar… ik had al dat werkje. Bovendien, wie mijn journalistieke schrijfwerk van de afgelopen dertig jaar zou bundelen, kon met gemak meerdere boekenplanken vullen. Hoogmoedig stelde ik daarom voor het begin over te slaan en meteen aan het serieuze werk te beginnen. Helaas, daar dacht de school anders over.

Al die jaren van oefenen in nederigheid, betrachten van edele stilte en accepteren dat er nou eenmaal lijden is, waren toch niet voor niets geweest. Met gebogen hoofd startte ik braaf in het eerste jaar, dat ik trouwens achteraf voor geen goud had willen missen. Nu zit ik in het derde (proza). Onderweg op deze school heb ik nergens een mal gezien. De diversiteit van ieders werk is eindeloos. Zoals óók deze Proefdruk aantoont. En ik weet zeker, de schrijversvakschool levert meer schrijvers op dan het boeddhisme boeddha’s. (JK)