Een halfdonkere feestzaal, gesloten omdat het pas 10.00 uur in de ochtend was. Rechts achterin brandden lampen. Daar, aan een tafel met een slap kleedje erop, zat zijn moeder.
Alles onder controle en toch verdrietig. Dat straalde ze uit. Het was iets in de manier waarop ze net niet rechtop in haar stoel zat. En hoe ze hem begroette. Geruststellend en tegelijk bezorgd. De begrafenisondernemer was onderweg, zei ze. Ergens was er een uitbater aanwezig, want een man kwam vragen of hij koffie wilde. ‘We mogen hem niet meer zien’, zei ze met trillende stem, toen de ober, nog gekleed in zijn gewone kloffie, was vertrokken.
De brand bleek in zijn vaders slaapkamer te hebben gewoed. In het bed. Waar hij dus in lag. Waarschijnlijk was hij met een rokende zware Van Nelle in slaap gevallen, niet in staat tijdig op te staan, gestikt in de rook. De man die in de hoogste bomen klom toen hij kind was, die over de Drentse vaarten jakkerde als er schaatswedstrijden waren en vaak won, die van huis weg was gelopen om als jongste matroos aan te monsteren op een vrachtschip waar hij trouwens doodongelukkig was geweest, de man die als eerste van zijn dorp in Drenthe naar Canada en Amerika was gegaan, die met strak achterover gekamd brillantinehaar terugkwam, in zijn blauwe uniform, de man die zelfverzekerd verklaarde dat hij beide benen van zijn zoon zou breken als hij later naar zee zou gaan, die man was met zijn eigen, luciferstokjesachtige benen op 58-jarige leeftijd niet meer in staat geweest op te staan van zijn per ongeluk zelf aangestoken brandstapel.
Lees ook Iemand die van zee komt of Vliegangst .
©Jan Kloeze