Mijn nichtje van vijf wilde dat ik haar in bad stopte, wat ik deed. Terwijl ze speelde met het schuim op het water vroeg ze mij waar ik aan dacht. Ik zei dat ik aan bellenblazen dacht. Ze knikte. Ik vroeg haar, waar zit jouw denken? Ze wees onder water op haar buik en ze lachte. Toen klopte ik zachtjes op haar natte hoofdje. Klop, klop, wat zit hier dan? Oh, alleen wat plaatjes en praatjes, zei ze.

Met mijn nichtje in gedachten, voerde ik recent een klein experiment uit. Ik legde een plaatje (de foto van de kar met opgestapelde koffers, die boven dit stukje staat) voor aan meerdere mensen en vroeg ze een kort, spontaan praatje te houden bij het gegeven beeld. Wat er gebeurde? Iedereen vertelde iets anders. Voorbeelden verderop. Eerst de verbazing. Want wie er langer over nadenkt, moet zich wel verbazen over de diversiteit van het aantal associaties bij hetzelfde plaatje. Waar komen die verschillen vandaan?

Op het eerste gezicht, niet zo moeilijk, die vraag. Iedereen is anders, nietwaar. Verschillende persoonlijkheden en zo. Toch geeft dat geen antwoord op de vraag wat het ordenend principe is dat zorgt voor de interpretatie van onze ervaringen. Met andere woorden, wat maakt dat we zijn wie we zijn? Over deze kwestie kunnen geloofsoorlogen worden uitgevochten. Daarom is het wellicht verstandiger niet naar het wordingsproces, maar naar het eindresultaat kijken.

En dan blijkt dat een mens uiteindelijk slechts in een stuk of twaalf pulletjes kan vallen. Ook wel archetypes genoemd. Voor wie ze niet meteen op een rijtje heeft, som ik ze hier in willekeurige volgorde nog even op. De nar. De magiër. De koning. De provocateur. De voedster. Het onbevangen kind. Het weeskind. De strijder. De gelukzoeker. De geliefde. De kunstenaar. En natuurlijk de wijze.

Om de proef op de som te nemen, kijken we nu naar de door mijn proefpersonen opgeworpen foto-associaties. Zijn deze inderdaad archetypisch?

Proefpersoon 1: ‘Eerst was er een lege steiger. Toen zette iemand er dit karretje neer. Vol lege koffers. Volledig te vullen met jouw en mijn verbeelding.’

Proefpersoon 2: ‘Zoveel wilde ze meenemen. Al die bagage. Maar ik niet. Ik ben de zee op gegaan. Alles achtergelaten.’

Proefpersoon 3: ‘Wie durft? Het karretje staat daar voor het grijpen. Kom maar op. Doe iets. Flikker het in zee. Of pak alles uit.’

Proefpersoon 4: ‘Elke koffer staat voor een deel van je herinneringen die je lang hebt gekoesterd, maar eens los zult moeten laten om de laatste reis te kunnen maken.’

Proefpersoon 5: ‘Vergeten.’

Proefpersoon 6: ‘Ik kom eraan. Sneller dan snel gaat het niet. Meer dan mijn best kan ik niet doen.’

Proefpersoon 7: ‘Het komt goed. Maak je geen zorgen. Ik help je wel.’

Proefpersoon 8: ‘Nu is het klaar. Dit is al de vierde keer. Ik pik het niet meer. Het wordt tijd voor een ander hotel.’

Proefpersoon 9: ‘Wat een mooi karretje. En al die koffers erin. Prachtig. Mag ik ermee spelen?’

Proefpersoon 10: ‘Heb ik allemaal voor je meegenomen, lieverd. Speciaal voor jou. Geniet er maar van.’

Proefpersoon 11: ‘Luister eens. Ik neem de verantwoordelijkheid en los het op. Maar wel op uw kosten.’

Peinzend over deze essentieel verschillende reacties op dezelfde foto, lees ik in de krant dat een hoogleraar neurowetenschappen vrijelijk toegeeft geen enkel benul te hebben van hoe het brein functioneert: ‘Zo’n brein zit in het donker, kan niet zien, kan niet horen. Hoe loopt de communicatie, hoe praten de hersencellen precies met elkaar, welke stoffen zijn daarbij betrokken? En hoe bouw je bewustzijn in?’

Dat weet de wetenschap dus allemaal niet.

‘Zo’n brein moet wel agency hebben, het gevoel een entiteit te zijn,’ voegt ze er nog aan toe. Hoe dat ontstaat, het gevoel een entiteit te zijn, dat is volgens haar wel het grootste raadsel.

Misschien heeft mijn nichtje gelijk, wordt het hoofddenken overschat en zetelt ons wezen niet in de schedel maar in het buikgevoel waarmee we de wereld tegemoet treden.

©Jan Kloeze

Lees ook het thematisch verwante Mevrouw Bohr, De gelukzoeker en de kunstenaar of kies voor Het elixir van de goden.