Ik lag met mijn zeilbootje in Harlingen, midden in de stad onder dichte bomen, aan een schelpenpad waar vooral veel hondenbezitters gebruik van maakten.

Ik keek uit op een hoge met gras begroeide wal, moeilijk om tegen op te klimmen, maar lekker om op je kont van af te glijden, zoals twee kinderen eerder deden, onder aanvoering van een kordaat meisje van een jaar of zes dat twee koppen kleiner was dan haar oudere vriendje, maar hem met gemak drie koppen de baas was. ‘Het is helemaal niet eng,’ beweerde ze stellig, al aarzelde ze de eerste keer ook zelf een ondeelbaar moment. Meteen daarna koeioneerde ze hem van boven naar beneden en terug. ‘Jij neemt die glijbaan. Deze is voor mij.’ Natuurlijk nam zij de minst zanderige en meest gladde streep in het gras, waardoor ze veel eerder beneden was.

Ik stelde me voor hoe zij zou zijn als ze volwassen en getrouwd was. Mooi, maar dominant vermoedde ik. Haar bedeesde vriendje zou waarschijnlijk zijn hele leven last hebben van vrouwen die hem alle hoeken van het huis lieten zien.

Later op de middag doken er twee meisjes op, hoog boven mij op de top, als Indianen op oorlogspad. Ze waren veel ouder dan de kinderen die er eerder hadden gespeeld. Een jaar of vijftien. Allebei droegen ze een bril. De blonde had een grijs stretchjurkje aan met een grote split tot halverwege haar dij en de zwartharige was in spijkerbroek. De blonde was gezet, met een bolle toet en rode lippen. Haar vriendin was een stuk magerder en niet opgemaakt. ‘Kom, we gaan naar de jongens’, hoorde ik de blonde zeggen. Ze stond onzedelijk op, zonder rekening te houden met haar split en draaide haar rug naar me toe om naar links te lopen. Maar de spijkerbroek bleef zitten. Ze schudde haar hoofd. ‘Kom op nou’, riep de blonde dwingend. De zwarte kwam overeind en liep de andere kant uit. Ze waren nu allebei voor mij niet meer te zien. ‘Fok jou hard’, riep de blonde terwijl ze hoog boven me kort terug was in mijn gezichtsveld. Met haar ene blote been in dat jurkje ging ze zwaar sjacherijnig achter haar vriendin aan.

Maar ze had zich niet gewonnen gegeven. Want een half uurtje later liepen ze over het schelpenpad op nog geen meter afstand bij me langs in de richting van ‘de jongens’. De blonde een halve stap vooruit. De zwarte, zich bewust van haar rol als alibi, sjokte achter haar aan.

Ook van deze twee voorspelde ik de toekomst. Het gretige meisje zou teleurgesteld in het spannende dat ze zich voorstelde bij ‘de jongens’ echt te dik worden, veel gaan roken, een schorre stem ontwikkelen en zich settelen met een stacaravan aan één van de Friese meren. Het voorzichtige kind zou met iemand trouwen die ze de baas was.

©Jan Kloeze, juli 2016

Lees ook Naastzitter, Klaagliedjes of maak een andere keuze.